De Franse kunstschilder Seurat ontwikkelde de schildertechniek waarbij de verf in kleine verfstreken of puntjes van zuivere kleur naast elkaar op het doek wordt aangebracht. Zelf noemde hij het aanvankelijk ‘chromoluminarisme’, maar de stijl is beter bekend geworden als pointillisme of neo-impressionisme.
In 1886 trok zijn techniek de aandacht, toen hij zijn werk presenteerde op de laatste tentoonstelling van de impressionisten. Op de tentoonstelling werd onder meer werk getoond van Mary Cassatt, Edgar Degas, Berthe Morisot en Camille Pissarro. De statische stijve figuren in de voorstelling van Seurat vielen meteen op tussen de levendige figuratie en vibrerende verfstreken van de impressionisten. Seurat had zijn hele schilderij van twee bij drie meter zorgvuldig opgebouwd uit kleine verfstreekjes, op een dun geschilderde onderliggende kleurlaag. Een jonge kunstcriticus, genaamd Félix Fénéon, die de tentoonstelling bezocht, en die op dat moment net als Seurat 26 jaar oud was, was erg enthousiast over het werk. Hij gaf de kunstenaar de benaming ‘neo-impressionist’. Het werk van Seurat was volgens hem gericht op het bereiken van een ‘optisch mengsel’. Fénéon ontpopte zich als de belangrijkste verdediger van de pointillistische stijl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten