zondag 6 februari 2022

Biografie van Hella s. Haasse door Aleid Truijens

Aandacht voor Hella S. Haasse. Recensie uit NRC: Het zwarte schrift – het klinkt als iets uit een speurdersverhaal, en voor Aleid Truijens moet het dé vondst geweest zijn die haar bronnenonderzoek voor de biografie van Hella S. Haasse de moeite waard maakte. Het is een opmerkelijk document, dat schrift. Want de schrijfster had in haar nadagen meermaals laten weten aan een biografie geen behoefte te hebben. Ze probeerde tijdens de totstandkoming van een eerdere biografische aanzet (Spiegelbeeld en schaduwspel van Margot Dijkgraaf) dan ook de regie te behouden. Uiteindelijk verzoende Haasse zich met de onvermijdelijke komst van een biograaf, door grote delen van haar archief aan de papierversnipperaar te voeren. Niet dat er niets bewaard bleef, integendeel. En dat ene zwarte schrift (er waren er meer), een groot en dik kasboek, priegelig volgepend, ontkwam. Ondanks, nota bene, de ‘brandbare inhoud’ die Truijens erin aantrof. ‘Ze schreef er haar meest persoonlijke ontboezemingen in, ze uitte haar zorgen, haar verdriet, haar angsten [...].’ Haasse spaarde het, ‘wetend dat haar nabestaanden, en wellicht anderen, haar “verboden gedachten”, zoals zij ze zelf in het schrift noemt, zouden lezen’. Waarom ze dat deed, of wat dat over Haasse zegt, is een van de onopgehelderde raadsels van deze biografie – maar het sluit goed aan bij de paradoxale aard van Haasse, die oprijst uit dit boek. Ze was iemand die aandacht en waardering zocht maar ook een buitenstaander bleef (en misschien ook wel wilde blijven). Iemand die zich graag uitte, maar meestal met omfloerste omwegen en niet al te uitgesproken. Iemand die de controle over het beeld dat men van haar had graag zelf bepaalde. En daar slaagde ze in: aan het eind van haar leven viel Haasse het ene na het andere eerbetoon ten deel, al zou ze altijd buiten de ‘Grote Drie’ vallen – de hanige titel die de schrijvers Hermans, Reve en Mulisch in het centrum van de literaire macht zette. Dan was Haasse toch wel, zo klonk uiteindelijk, de ‘Grote Vierde’. Ze ging de geschiedenis in als, paradoxaal gezegd, de meest centrale buitenstaander van haar literaire generatie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten